Naar een nieuw ziekenhuis
Een eerste stap naar echte ziekenhuiszorg werd gezet in 1888. Vanaf dat moment vonden chirurgische ingrepen niet langer plaats in de volle ziekenzaal, maar in een speciaal lokaal. Dit was niet zozeer om steriel te kunnen werken maar eerder om de andere patienten niet te hinderen.
Hoewel het Gasthuis in 1888 nog werd uitgebreid met 4 boven- en benedenzalen, een operatiezaal, wat kamertjes en een badhuis, werd korte tijd later het besluit genomen een nieuw ziekenhuis te gaan bouwen aan de Leuvenaarstraat.
In 1894 werd het nieuwe gebouw ingezegend en ging het ziekenhuis voortaan verder onder de naam Sint Elisabethsgasthuis.
De nieuwe instelling bood ruimte aan 100 tot 120 patienten. In 1897 werd er een nieuwe operatiekamer aan toegevoegd.
Naast operaties door een viertal toegelaten chirurgen, hadden alle artsen in de stad voor de behandeling van hun patienten toegang tot de operatiekamer. Tot 1922 werden er in totaal 7342 operaties verricht.
Ook begon men met Röntgenonderzoek.
De apparatuur was aanvankelijk nog persoonlijk eigendom van dokter Bijnen.
In 1902 beschreef het Dagblad van Noord-Brabant in opperste verbazing de kennismaking met een röntgenapparaat dat net was aangeschaft door de zusters van het gasthuis: `Dwars er door heen, menschen! Dat wil zeggen dat je door iemands jas en vest en hemd en vel en vleesch heen kunt zien, al z'n binnenspullen: ruggestrengel, hart, longen enzovoorts enzovoorts'. De geïmponeerde journalist haalde er zelfs zijn opa bij; 'M'n grootvader zou gezegd hebben dat je met duvelskunsten omgaat'.
Dokter Bijnen had zelfs ook al apparatuur voor kankerbestraling, maar dat toestel maakte meer indruk door het geproduceerde lawaai dan door het medisch resultaat.
Het Sint-Elisabethsgasthuis aan de Leuvenaarstraat - Op de voorgrond de operatiekamer
Na deze mijlpalen werd de bebouwing aan de Haagdijk onder de loep genomen. Het grote aantal doorgebroken huisjes en bijgebouwen wilde men vervangen door een nieuw groot gebouw. Het oorspronkelijke Burgergasthuis, gesticht door L. Ingenhousz en de zijnen zou daarbij eveneens onder de slopershamer komen.
In 1898 had de aanbesteding plaats voor de nieuwe behuizing voor de dames en heren, die bij de Zusters hun leven voortaan wilden komen slijten.
Onder architect P. J. van Genk namen de Gebroeders Bakkeren het werk aan voor bijna 120.000 gulden. Het geheel kwam in het jaar 1899 zover klaar dat op de 18e December 1899 Mgr. P. Leyten als eerste door de hoofdingang binnentrad. Het front van het gebouw was 96 meter lang en had twee achtervleugels.
De markante voorgevel van het Sint-Elisabethsgasthuis aan de Haagdijk
Het gasthuis aan de Leuvenaarstraat groeide gestaag en kreeg ook meer de kenmerken van een ziekenhuis, zoals wij dat nu kennen. Het accent lag niet meer alleen op verzorging. De medische, hygiënische en verpleegkundige kennis namen overal toe.
De patiënten konden daardoor steeds meer rekenen op genezing en herstel.
Waar vroeger de armen naar het gasthuis gingen en de rijkere families bij voorkeur kozen voor verpleging aan huis, ging nu iedereen naar het ziekenhuis.
Dokters kwamen niet af en toe langs, maar namen de leiding en waren zowat dagelijks aanwezig om de patiënten te behandelen.
Hierdoor ontstond ook vraag naar vakbekwame verpleegsters, omdat die behandelingen anders geen zin hadden.
Rijksinspectie en kruisverenigingen zetten daarom opleidingen voor verpleegkundigen op. Die eerste stappen tot verdergaande professionalisering werden dus door leken gezet.
Rond de eeuwwisseling namen ook de religieuzen initiatieven voor verpleegopleidingen. Kloosterzusters haalden hun opleidingsachterstand in en overal ontstonden moderne ziekenhuizen met religieuzen op sleutelposities, bijgestaan door een geneesheer-directeur voor de medische zaken.
Eigenlijk was men weer toe aan een groter gebouw, maar dat zou echter niet meer aan de Leuvenaarstraat gerealiseerd kunnen worden. Voor verdere groei zou verhuizen noodzakelijk zijn, maar daar zagen de zusters nogal tegenop omdat ze erg gehecht waren aan de vertrouwde, gemoedelijke sfeer van het Haagdijkkwartier.
Ze probeerden nog wel het Stedelijk Ziekenhuis aan de Schorsmolenstraat over te nemen van de Gemeente. Daar zouden KNO-arts Dr. Struycken en kinderarts Stheeman zich kunnen vestigen, maar de prijs en overige condities en verplichtingen waren reden om van dit plan af te zien.
Rond 1900 startten Struycken en Stheeman eigen klinieken, onder meer aan de Wilhelminasingel.
Een geheel nieuw gebouw zou al gauw enige miljoenen gaan kosten. Dat baarde zorgen, want de congregatie had wel met duizenden leren omgaan, maar niet met miljoenen.
Monsigneur Hopmans was echter vasthoudend en dreef samen met de jonge dokter Klein Swormink een nieuwbouwplan door.
In 1916 was de bereidheid al zover dat werd uitgezien naar een geschikt bouwterrein.
Een jaar later werd de eerste grond aan de Wilhelminasingel gekocht.
Uit: De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad, 02-06-1917. Bron: Delpher.nl